SV | Voorts zeide de koning tot den priester Zadok: Zijt gij [niet] een ziener? Keer weder in de stad met vrede; ook ulieder beide zonen, Ahimaaz, uw zoon, en Jonathan, Abjathars zoon, met u. |
WLC | וַיֹּ֤אמֶר הַמֶּ֙לֶךְ֙ אֶל־צָדֹ֣וק הַכֹּהֵ֔ן הֲרֹואֶ֣ה אַתָּ֔ה שֻׁ֥בָה הָעִ֖יר בְּשָׁלֹ֑ום וַאֲחִימַ֨עַץ בִּנְךָ֜ וִיהֹונָתָ֧ן בֶּן־אֶבְיָתָ֛ר שְׁנֵ֥י בְנֵיכֶ֖ם אִתְּכֶֽם׃ |
Trans. | wayyō’mer hammeleḵə ’el-ṣāḏwōq hakōhēn hărwō’eh ’atâ šuḇâ hā‘îr bəšālwōm wa’ăḥîma‘aṣ binəḵā wîhwōnāṯān ben-’eḇəyāṯār šənê ḇənêḵem ’itəḵem: |
Voorts zeide de koning tot den priester Zadok: Zijt gij [niet] een ziener? Keer weder in de stad met vrede; ook ulieder beide zonen, Ahimaaz, uw zoon, en Jonathan, Abjathars zoon, met u.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Voorts zeide de koning tot den priester Zadok: Zijt gij [niet] een ziener? Keer weder in de stad met vrede; ook ulieder beide zonen, Ahimaaz, uw zoon, en Jonathan, Abjathars zoon, met u.
____Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!